7 aanbevelingen rond werk en inkomen voor gemeenten

Gemeenten hebben meer taken en verantwoordelijkheden gekregen rond inkomen en participatie. Bij veel gemeenten roept dat vragen op: wat werkt voor wie? Wat werkt niet? Waarom werkt een aanpak wel, of juist niet? Om de gemeenten daarbij te ondersteunen, zoekt het kennisprogramma ‘Vakkundig aan het Werk’ naar (wetenschappelijk) onderbouwde concrete antwoorden op deze vragen.

Movisie heeft hierbij een eerste globale verkenning uitgevoerd naar de beschikbare kennis en de kennislacunes op drie thema’s. Uit deze verkenning volgen een zevental aanbevelingen.

Het kennisprogramma ‘Vakkundig aan het Werk’ richt zich op het ontwikkelen van kennis over effectieve werkwijzen, methoden en instrumenten die gemeenten helpen bij het plaatsen van zoveel mogelijk mensen in zo regulier mogelijk betaald werk en het terugdringen van armoede en problematische schulden. Gemeenten blijken vooral behoefte te hebben aan kennis op een viertal thema’s: Re-integratie, methodisch werken, integraalwerken, armoede/schuldhulpverlening. TNO heeft het eerste thema opgepakt. De kennissynthese van Movisie richt zich op de laatste drie thema’s.

De drie thema’s van de kennissynthese

De kennissynthese gaat in op de volgende drie thema's:

1. Methodisch werken is een systematische manier van handelen om een bepaald doel te bereiken. De kennissynthese richt zich op de vraag hoe het methodisch werken van professionals kan worden vergroot en een effectiever aanbod van gemeenten op het gebied van re-integratie, schuldhulpverlening en armoedebestrijding kan worden gerealiseerd.

2. Integraal werken plaatst re-integratie in een bredere context. Veel mensen die met de Participatiewet te maken hebben, hebben ook andere vormen van zorg en ondersteuning nodig. Zij hebben met verschillende organisaties en professionals te maken. Voor een succesvolle re-integratie is afstemming noodzakelijk. Gemeenten ontwikkelen daarom steeds meer een integrale aanpak die hierop aansluit, vaak in samenwerking met andere instanties.

3. Bij armoede en schuldhulpverlening gaat het om de vraag hoe gemeenten de armoedebestrijding en de hulp aan mensen met problematische schulden het beste kunnen vormgeven. De complexe problematiek vraagt om een integrale aanpak en bezinning op het methodisch handelen van professionals. Dit laatste thema illustreert zo dat de drie deelthema’s niet los van elkaar gezien kunnen worden. Kennis over wat werkt op een thema versterkt ook de inzichten over wat werkt op de andere thema’s

Evidence based

In deze kennissynthese is Movisie op zoek gegaan naar aanwezige kennis vanuit drie invalshoeken:

  • Het beste bewijs uit beschikbaar wetenschappelijk onderzoeksmateriaal (empirisch bewijs).
  • De ervaringskennis van professionals.
  • Beschikbare kennis over de voorkeuren (wensen, behoeften) van de doelgroep van de interventie.

Deze drie criteria worden vaak samengevat onder de noemer ‘evidence based’. De nadruk bij de kennissynthese licht daarbij op empirisch bewijs (met meer of minder bewijskracht). Er is gezocht in wetenschappelijke literatuur via online databases en in ‘grijze’ literatuur door Google searches op relevante kernwoorden.

Conclusies en aanbevelingen

Voor elk deelthema, vind u de resultaten (gevonden kennis, lacunes en eventuele conclusies en aanbevelingen) in de publicatie zelf. Hieronder volgen de conclusies en aanbevelingen die voor alle drie de deelthema’s gelden.

1. Meer debat nodig over visie en verwachtingen
Bij de start van gemeentelijke programma’s rond werk en inkomen worden visie en verwachtingen van de verschillende betrokkenen vaak onvoldoende expliciet gemaakt. Verwachtingen, bijvoorbeeld ten aanzien van te behalen doelen voor verschillende doelgroepen en wanneer een aanpak werkt en/of realistisch is, blijven te veel onduidelijk.

2. Meer zicht op effectiviteit nodig.
Opvallend is dat er op alle drie de deelthema’s weinig (Nederlands) effectonderzoek vindbaar is. Bij veel interventies of aanpakken worden alleen na afloop evaluaties uitgevoerd naar ervaren effecten en/of tevredenheid. Bovendien is de kwaliteit van deze evaluaties soms twijfelachtig; de onderzoeksgroep is erg klein of het onderzoek beperkt zich tot een deel van de betrokkenen. Het is volgens Movisie van belang dat programma’s worden ondersteund door (op z’n minst) goed evaluatieonderzoek bestaande uit een voor- en nameting plus procesevaluatie. In deze evaluatie moet zowel oog zijn voor de inhoudelijke effecten als de kosten/batenverhouding en moeten de verschillende stakeholders (overheid, organisaties, professionals/vrijwilligers, cliënten/burgers) betrokken worden.

3. Kennis van professionals en kennis uit de wetenschap combineren
Uit de synthese blijkt dat professionals en beleidsmakers hun keuzes in eerste instantie vooral lijken te baseren op intuïtie, overtuiging en ervaringskennis. Ze worden onvoldoende vooraf getoetst aan een theoretisch kader. Goed effectonderzoek kost natuurlijk tijd en ondertussen worden professionals en beleidsmakers dagelijks geconfronteerd met urgente vraagstukken. Evidence-based practice is een tussenweg waarin de kennis en ervaring van professionals worden gecombineerd met kennis uit de wetenschap en met voorkeuren van de cliënt. Kwaliteitsverbetering en ondersteuning van methodisch handelen kunnen sterk verbeterd worden door interventies en aanpakken vanuit deze twee invalshoeken te beschrijven.

4. Overkoepelende analyse van doelgroepen nodig
Uit de synthese blijkt dat er vaak te beperkt zicht is op de verschillende doelgroepen die gebaat zijn bij de huidige interventies. Een overkoepelende analyse of de doelgroepen van de huidige interventies de juiste doelgroepen zijn, is aan te bevelen.

5. Meer aandacht nodig voor cliëntperspectief
Het cliëntperspectief is vaak onderbelicht in zowel onderzoek als aanpak. De nadruk lijkt met name te liggen op organisatorische aspecten van de dienstverlening. Minder aandacht krijgt wat vanuit het perspectief van de cliënt het best past. Interessant in dit kader is om te bekijken of, en zo ja, waarom experimenten met ervaringsdeskundigen in de schuldhulpverlening succesvol zijn.

6. Meer aandacht nodig voor zelfredzaamheid en zelfsturing
Voor de terugkeer naar de arbeidsmarkt is de klant zelf ook verantwoordelijk. De klant zou dan ook een gelijkwaardige gesprekspartner moeten zijn met de re-integratieprofessional. Er is nu nog te weinig aandacht voor dialoog en uitwisseling gericht op de eigen actie en zelfsturing van de klant. Onderhuids kan dit tot allerlei wrijvingen en weerstanden leiden, wat weer belemmerend op een succesvolle re-integratie kan werken.

7. Meer aandacht nodig voor verbinding formeel-informeel
Burgers nemen steeds vaker zelf initiatieven en organiseren zichzelf daarbij in de vorm van sociale startups, buurtondernemingen e.d.. Movisie heeft in de verkenning weinig gevonden over hoe de verbinding tussen de formele wereld van beleid en organisaties met deze informele wereld van burgers en vrijwilligers vorm krijgt en welke kansen deze verbindingen bieden.